Living labs rond fietsen van Smart Cycling Futures werpen eerste vruchten af

Living labs rond fietsen van Smart Cycling Futures werpen eerste vruchten af

Van gedragsverandering naar het bestendigen van routines en praktijk, van bezit naar gebruik, van vervoeren naar gezondheid en participatie en van ‘hoe krijgen we ze erop’ naar ‘hoe houden we ze erop’. Dit zijn in een notendop de verschillende bewegingen die onderzoekers en practitioners samen maken in hun living labs, zo bleek tijdens de consortiumbijeenkomst op 28 november 2019 in Utrecht. Thema was de stand van zaken in de living labs en de eerste lessen die eruit te trekken zijn. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de verschillende living labs in de steden Amsterdam Utrecht, Zwolle en Eindhoven, SCF-onderzoekers en andere consortiumleden en fietsexperts.

Hugo van der Steenhoven opende de bijeenkomst en lichtte toe dat het doel van vanmiddag is om de stand van zaken van en eerste lessen uit de lopende living labs te delen. Het eerste deel van de bijeenkomst bestond uit toelichtingen van de vertegenwoordigers van de living labs uit de steden. Ook beantwoordden zij vragen uit de zaal.

Freek Deuss | gemeente Utrecht | deelfietsen van Donkey Republic

Deuss is trekker van het living lab met deelfietsaanbieder Donkey Republic. Doel hiervan is om mensen op het Utrecht Science Park deelfietsen te laten gebruiken in plaats van hun eigen fiets of andere vervoermiddelen. Deuss: ‘Het gebruik groeit gestaag, maar het bereik is nog klein omdat het om een beperkt aantal fietsen gaat. Donkey Republic realiseert zich dit ook; met het alleen maar aanbieden van de fietsen ben je er nog niet. Doordat de proef zo intensief wordt gevolgd door de wetenschap, is het lab ook echt ‘living’ in die zin dat er veel ondernomen wordt om er een succes van te maken. Uitbreiding van het experiment is dat er ook fietsen bij de stations komen te staan; dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad (samenwerking met NS), maar lukt nu wel. De fietsen van Donkey Republic staan naast de OV-fietsen. Een meevaller is dat bewoners van Utrecht nauwelijks klagen over overlast van rondzwervende fietsen. Donkey Republic houdt dat ook goed in de gaten. Ook de samenwerking met de SCF-onderzoekers is heel goed. Doordat we werken met relatief weinig partijen, zijn de lijnen kort. Inhoudelijk moeten we nu het grotere gebruikersonderzoek afwachten. Mensen gebruiken de fietsen en lijken daarover tevreden, maar wat is de impact op de stad? Scheelt het ook andere vervoersmiddelen? En hoe zullen we de positieve lessen maximaal kunnen benutten? Positief is ook dat Donkey Republic oude fietsen laat opknappen en inzet tegen vervoersarmoede (mensen die geen fiets kunnen betalen).’ Iemand uit de zaal vraagt of het gebruikers scheelt dat nu er al een tijdje geen goedkope aanbieding meer is (prijsprikkel). Deuss: ‘Dat hebben we niet zo gemerkt, maar wel was de periode met de prijsprikkel de drukste. Het aantal abonnementen groeit nog steeds.’ Ook is er opgemerkt dat OV-fietsen vaak op een heel prominente plek bij stationslocaties staan, maar de Donkey-fietsen niet. Wordt daarover met NS gesproken? Helaas niet, antwoorden de betrokkenen.

Stefan Valenta | Vervoerregio Amsterdam | wisselfietsen bij Station Zuid

Valenta is trekker van de pilot met de wisselfietsen in de fietsenstalling bij Station Zuid. ‘Het heeft een lange (afstemmings)tijd geduurd, maar er zijn nu 100 fietsen (feitelijk iets meer) beschikbaar voor voor- en natransport. Met 100 fietsen kunnen in principe 200 mensen meedoen; op de heenweg laat de voortransporter de fiets achter bij de stalling voor de natransporter en op de terugweg net andersom. De start kreeg veel media-aandacht en er waren ook direct 180 aanmeldingen. Deze mensen zijn echter niet allemaal een actieve gebruiker geworden. Er zijn nu ongeveer 60 actieve gebruikers, waarvan er 40 zo’n 3 x per week gebruik maken van de wisselfiets. De meerderheid zijn natransporters (10 tot 15 voortransporters), dus het systeem werkt nog niet helemaal optimaal. De gebruikers vullen wel trouw de maandelijkse surveys in. We merken dat verschillende elementen in het systeem nog voor verbetering vatbaar zijn en vieren die (veelal technische) verbeteringen ook in. Wat we ook merken, is dat veel mensen zich wel aanmelden, maar (soms na 1 of 2 keer gebruik) weer afhaken. Dit kan ook weersafhankelijk zijn; in het winterse halfjaar gaan sowieso meer mensen met de metro en minder met de fiets.’

Vraag uit de zaal: hoe lang mogen de voortransporters hun fiets thuis houden? Valenta: ‘Voorwaarde is dat ze de fiets 3 x per week gebruiken.’ En: waarom is er niet gekozen voor samenwerking met de OV-fiets? Valenta: ‘De NS wilde dat niet; er liggen nog de nodige governancevraagstukken bij dit concept. Uiteindelijk doel is wel minder fietsen (en meer mensen op de fiets). Mogelijk haken ze alsnog aan als het een groot succes wordt.’

Nathan Hooghof | Provincie Brabant | gebruik van snelfietsroutes

Hooghof is betrokken bij een proef om meer mensen gebruik te laten maken van snelfietsroutes. ‘Het is niet echt een living lab, maar meer een set van maatregelen om gedrag te beïnvloeden. Dit zit allemaal nog in de procesfase; nog geen uitvoering. Elementen die overwogen worden zijn, tezamen met de gemeente en de SCF-onderzoekers: way finding verbeteren, inspelen op veranderende levensfases van mensen, ingrepen op zowel de verkeersveiligheid als de sociale veiligheid. Vraag is welk beleid er op de lange termijn zal werken.’ Iemand vroeg naar de aanwezigheid van een nulmeting. Hooghof: ‘We hebben zowel inzicht in de beleving van gebruikers als GPS- en teldata.’ En: is er sprake van bijvoorbeeld een speciaal (comfortabel) wegdek? ‘Ja, dit soort vereisten zit in de subsidieregeling voor aanleg van snelfietsroutes.’

Nicole Stremmelaar | Travers Welzijn, Zwolle | Fietsen geeft vrijheid

Zij is trekker van het project ‘Fietsen geeft vrijheid’ van de gemeente Zwolle samen met de Tour de Force en haar organisatie, Travers Welzijn. Dit project is gestart in september 2018 en gaat om de fiets als hulpmiddel bij het kunnen deelnemen aan de samenleving en het op gezond gewicht komen e.d. In de wijk Holterbroek is het project ook gekoppeld aan de wijkopgave en de bestrijding van (vervoers)armoede. Stremmelaar: ‘Er worden onder meer fietslessen en fietsreparatielessen gegeven – juist ook aan vrouwen. Er zijn nu 40 deelnemers en we willen nog doorgroeien naar 70. We willen daarbij al doende leren en de deelnemers zelf leveren daar een bijdrage aan, zodat we goed kunnen bijsturen. De benodigde fietsen komen van de AFAC Zwolle; in de fietswerkplaats van Dock24 worden ze opgeknapt (inzet van mensen op basis van de Participatiewet). We richten ons onder andere op kinderen, die vaak van hun ouders met migratieachtergrond zelf niet leren fietsen. We zouden dit project uit nog verder willen uitbreiden naar de fysieke kant. Denk daarbij aan bijvoorbeeld de verbetering van de infrastructuur.’

Iemand in de zaal vroeg: hoe komen jullie deelnemers binnen? Via de huisarts? Stremmelaar: ‘Onder andere, maar ook via lifestylecoaches en welzijnswerkers in de wijk.’ En: hebben jullie ook bijzondere fietsen? Stremmelaar: ‘We proberen op die behoefte in te spelen.’ Ruth Oldenziel vroeg of ze ook iets met statushouders doen. ‘Zij hebben van fietsen vaak het beeld dat dit voor arme mensen is.’ Stremmelaar herkende dit. ’Maar wij richten ons met name op mensen met lage inkomens en maken verder geen onderscheid naar achtergrond. We merken dat vrouwen met een migratieachtergrond door het fietsen daadwerkelijk meer zelfstandigheid krijgen.’ Een laatste vraag: ‘Jullie nemen veel initiatief en al doende sturen jullie bij; waar baseer je je activiteiten op?’ Stremmelaar: ‘Op ervaring, en door het gewoon experimenteel te doen. Het beschrijven en vastleggen van de activiteiten is daarbij heel belangrijk.’

Jolanda Smit-van Oijen | XTNT

Zij is betrokken bij de snelfietsroute van Zwolle naar Dalfsen en was voorheen ook betrokken bij fietsstimuleringsprojecten in Brabant. Smit: ‘Ook dit project zit nog in de procesmatige fase en lijkt op de situatie die Nathan beschreef. Bij de eerste succesvolle bijeenkomst met allerlei stakeholders bleek wel dat iedereen het beeld deelt dat je fietsstimulering echt moet organiseren en hierover moet communiceren. Het gaat niet vanzelf. We moeten ervoor zorgen dat mensen elkaar vinden, want et wekt goed als er verschillende instrumenten naast elkaar worden ingezet, zoals de werkgeversaanpak vanuit Beter Benutten. De gemeente heeft zelf vaak geen instrumentarium.’ Vraag uit de zaal: heb je van te voren bedacht op wie je je richt? In Brabant is bijvoorbeeld een potentiescan gedaan. Smit: ‘Hier wordt snel gewerkt om het momentum te behouden.’ Ronald van Witzenburg van de provincie Overijssel vulde aan: ‘Daarbij helpt de inzet van een ‘buitenboordmotor’ zoals Jolanda enorm goed. Anders dreigt niemand eigenaar te zijn. We zien al het eerste besef dat je een link moet leggen met gedrag en ook dat het niet alleen gaat om een corridorbenadering, maar ook om een gebiedsbenadering, waarbij de fiets onderdeel van een groter programma is.

Raakvlakken

Jacco Farla (vroeg of de lab-trekkers van elkaar iets gehoord hebben dat zij zelf ook zouden kunnen toepassen. Stefan Valenta antwoordde vooral raakvlakken te zien met de Utrechtse proef en Nathan Hooghof met die in Zwolle. Men zou zeker nader contact willen om verder van elkaar te leren.

Na de pauze was het tijd voor het tweede deel, waarin de bij de living labs betrokken onderzoekers hun bevindingen delen. Ruth Oldenziel leidde dit deel. Zij ziet als rode draad tot nu toe dat de focus steeds meer komt op gebruikers en gedrag (hadden we daar de Fietsersbond niet voor?). Ze stelde het panel van onderzoekers twee vragen:

  1. Wat hebben we tot nu toe geleerd in het iteratieve proces tussen wetenschap en praktijk? Wat heb je aan elkaar, bijvoorbeeld in de zin van vragen stellen: welke vraag zou je als wetenschap nooit hebben gesteld zonder de praktijk erbij en omgekeerd?
  2. Zijn er al elementen te noemen die goed opgeschaald zouden kunnen worden?

Jacco Farla | UU, betrokken bij de Utrechtse proef

‘De samenwerking met mensen vanuit verschillende achtergronden, levert zeker een rijker beeld op. Vanuit het onderzoek hadden we bijvoorbeeld niet gedacht dat de vraag hoe de fietsen exact op straat zouden komen te staan voor de gemeente en de bewoners van Utrecht zo belangrijk zou zijn. We beloven wel dat we met minder fietsen meer mensen zullen laten fietsen, maar dat is niet zo gemakkelijk te realiseren, hebben we gemerkt.’ Freek Deuss, aanvullend: ‘Andersom werkt het ook heel goed dat de wetenschap aan tafel zit en meedenkt. De focus ligt op leren en onderzoeken en met de UU aan boord krijgen we ook echt degelijk onderzoek.’

Farla: ‘Het living lab werkt goed dankzij het beperkte aantal spelers. Alleen hebben wij niet de gebruikers aan tafel, zoals in Zwolle. Daar kunnen we wat van leren.’ Anna Nikolaeva, die ook betrokken is bij het onderzoek: ‘Wel krijgen de gebruikers een stem doordat we onderzoek gaan doen onder de abonnees. De methodes die we gebruiken, zijn opschaalbaar. We kunnen misschien wel komen tot een standaard-enquête die je als gemeente kunt doen bij deelfietsprojecten. Verder hebben we ook onderzoek naar niet-gebruikers gedaan en gaan we binnenkort met 30 gebruikers een diepte-interview doen. Het gaat dan onder andere over het thema ‘gebruiken in plaats van bezitten’. Zou je je eigen fiets opgeven als er meer deelfietsen zouden zijn? Het gaat om het bestuderen van gewoontes en routines.’ Farla: ‘Vraag is wel of we echt moeten willen dat mensen afstand doen van de eigen fiets. Dat is hier wel cultuur.’ Ruth Oldenziel: ‘Ook verschuift daarmee de verantwoordelijkheid van de fiets van het individu naar de overheid of een bedrijf; daar zitten ook interessante governancevraagstukken aan vast.’ Meerdere mensen in de zaal zagen wel iets in de verschuiving van bezit naar gebruik, omdat dit het probleem van de vele fietsen in de openbare ruimte en dure stallingen zou kunnen oplossen; dat probleem ligt nu op het bord van de overheid.

Friso de Vor | Windesheim, betrokken bij de snelfietsroute Zwolle-Dalfsen

‘Voordat Jolanda kwam, hadden we al veel gedaan aan de opzet, maar we zijn nog niet zo ver als in Utrecht en Amsterdam; we hebben nog geen gebruikersgegevens. Wel hebben we geleerd dat het opzetten van een living lab veel tijd en energie kost; ook om het hele idee tussen de oren te krijgen. Mensen zijn geneigd heel eenzijdig naar zo’n route te kijken (‘we doen het zoals we dat altijd doen met de aanleg van infrastructuur’). De gedragscomponent staat nu wel hoger op de agenda, maar is nog niet geïnternaliseerd bij alle partijen.’ Oldenziel: ‘En het feit dat er onderzoekers meekijken, geeft wel ruimte en legitimiteit, heb ik eerder gehoord.’ Ronald van Witzenburg: ‘Ja, dat klopt. Ook het interdisciplinaire werken en de eerder genoemde buitenboordmotor helpen goed. Iedereen zit met een ander doel aan tafel en er moet dan één partij zijn die wel het totale overzicht heeft en zich eigenaar voelt.’ Jolanda Smit: ‘Een living lab is ook echt iets anders dan alleen maar een route aanleggen.’

De Vor: ‘Ik hoop dat we straks bouwstenen hebben die ook handig zijn voor andere snelfietsrouteprojecten, vooral voor wat betreft het meenemen van de gedragsaspecten.’ Syb Tjepkema uit Zwolle vulde aan: ‘Een extra dimensie hier is dat je met verschillende wegbeheerders te maken hebt en ook met verschillende culturen (elkaar kunne verstaan).’ Otto van Boggelen (Fietsberaad): ‘Jolanda, kun jij niet gewoon je ervaringen van verschillende plekken bij elkaar optellen en verspreiden?‘ Jolanda Smit: Ja, maar die buitenboordmotor-rol blijft ook belangrijk om er daadwerkelijk bij te hebben in processen.’

Matthew Bruno | TUE, betrokken bij de fietsstimulering in Eindhoven

‘Mij valt op dat het beleid hier en dat in bijvoorbeeld San Francisco, waar men van 2% fietsen in de model split naar 3% fietsen wil, nauwelijks van elkaar verschilt. Hier lijkt men nog steeds mensen uit de auto op de fiets te willen hebben, terwijl er al zoveel mensen fietsen. Het beleid zou zich veel meer moeten richten op de vraag hoe je de mensen op de fiets kunt houden. En daarvoor is het belangrijk je op het gebruikersperspectief en beleving te richten.’ Ruth Oldenziel die bij dit onderzoek betrokken is, vulde aan: ‘Dus hoe kunnen we die 27% die hier al op de fiets zit, blijven voeden en bedienen. We moeten daarbij ook de overgangen in de levensfases betrekken, zoals het krijgen van kinderen, waardoor mensen gaan autorijden.’ De e-bike kwam in de zaal vervolgens als belangrijk alternatief voor autoverkeer even ter sprake. De vraag is of dat echt zo werkt. Saillant detail: in de USA wordt geargumenteerd dat deze beter voor het milieu zouden zijn dan traditionele fietsen, omdat fietsers met spierkracht meer eten. Bruno: ‘E-bikes zijn natuurlijk alleen beter voor het milieu als ze auto’s vervangen.’

Marcus Popkema | Windesheim, betrokken bij ‘Fietsen geeft vrijheid’ in Zwolle

‘Het gaat ook hier om routes en praktijken. We moeten fietsers vertroetelen en de fietspraktijk aantrekkelijk houden. Ik heb onze ervaringen met de opzet van het living lab voor de snelfietsroute Zwolle-Dalfsen meegenomen naar ‘Fietsen geeft vrijheid’. Een aantal dingen moet je vanaf het begin goed regelen en Nicole pakte dat goed op. Zij waren gewend om meteen allerlei activiteiten te ontwikkelen, maar je met ook het samen leren goed organiseren.’ Nicole Stremmelaar: ‘Belangrijk is dat we deelnemers daar zelf ook bij betrokken hebben, inclusief tolken, lifestylecoaches e.d. De scope van het project is daarmee verbreed en verrijkt. Nu we het onderling leren beter georganiseerd, maakt dat alle ervaringen ook beter overdraagbaar naar anderen.’ Oldenziel: ‘En overdraagbaar maakt opschaalbaar.’ Popkema:’Ja, al weten we nu nog niet of alle activiteiten inderdaad zullen bijdragen aan gezondheid en participatie. Maar als we onze ervaringen goed documenteren, ontstaat er misschien een protocol waar ook anderen mee kunnen werken.’ Hugo van der Steenhoven: ‘De TourdeForce ondersteunt het living lab Zwolle actief en speelt ook en rol in de verspreiding van de kennis en de opschaling hiervan.’

Stremmelaar: ‘Wij als werkers in de praktijk zien heel veel, maar we meten niet echt; het onderzoek maakt het mogelijk om onze observaties goed te onderbouwen.’ Popkema: ‘Tegelijkertijd is kwantitatief meten moeilijk hiermee, dus we doen ook veel kwalitatief onderzoek. We hebben daartoe zelfs een andere discipline binnen Windesheim betrokken: de psychomotorische therapie. Zij kijken met een andere blik naar de deelnemers. Zo ontstaan er narratieven/kwalitatieve beschrijvingen van de effecten van de activiteiten.’

Samuel Nello-Deakin | UvA, betrokken bij de wisselfietsproef in Amsterdams

‘Als onderzoeksmethodes gebruiken we hier enquêtes en kwalitatief onderzoek met de inzet van BSc-studenten. We zien dat er vooral technische verbeteringen nodig zijn en dat de stalling eigenlijk niet (over)vol genoeg is om mensen te prikkelen om met een wisselfiets te gaan werken. We zien ook dat de gebruikers vooral het lopen en OV-gebruik tot nu toe lijken te vervangen met de wisselfiets. De grote vraag is op dit moment hoe we meer voortransporters erbij krijgen.’ Stefan Valenta: ‘We passen wel de maandelijkse surveys aan en dat is mede dankzij het wetenschappelijke onderzoek. Ook gebruiken we wetenschappelijke inzichten om deelnemers te werven.’ Ruth Oldenziel, samenvattend: ‘Dus we gaan ook hier steeds meer van gedragsverandering naar het stimuleren van en nadenken over gewoontes en praktijken. Er begint zicht te ontstaan op de gebruikers en ook op de governancevragen die er liggen: hoe kun je succesvol samenwerken met de NS en hoe leg je de relatie met de overheden en hun verschillende budgetten?’ Ronald van Witzenburg: ‘Ik benadruk nogmaals dat eigenaarschap. Als dat er is, dan kun je toegroeien naar goed opdrachtgeverschap.’ In de zaal ging het vervolgens even over budgetten (die vooral bij de provincie liggen, al kunnen gemeenten ook zelf andere keuzes maken hierin) en kennisontwikkeling en -deling: fietskennis lag voorheen bij het Rijk, toen juist weer bij de gemeenten en nu ook weer bij het Rijk. Die kennisdeling moet dus dwars door alle lagen heen. Het gezamenlijk optrekken van wetenschap en praktijk hierbij is nog altijd relatief nieuw en lastig, maar wel een blijvertje, schatte Van der Steenhoven in. Syb Tjepkema: ‘Daarbij moeten we ervoor zorgen dat het geheel van SCF straks groter is dan de som der delen.’ Ruth Oldenziel: ‘Maar daarin zitten we op schema; SCF wordt door iedereen gezien als voorloper.’

Anna Nikolaeva | Uva en UU, doet onderzoek naar alle living labs, samen met Arnoud van Waes

‘We schrijven momenteel samen een paper over de ervaringen in de living labs. Belangrijke conclusies zijn:

  • NWO/VerDuS, realiseer je dat deze werkvorm extra middelen kost (tijd, geld, relaties).
  • Ook horen er specifieke competenties bij het organiseren van living labs, zowel bij onderzoekers als bij practitioners. Je moet goed om kunnen gaan met al doende leren en onzekerheid en een flexibele instelling hebben.
  • Wat we regelmatig zien: dat je eerst een procesmatige periode hebt met veel open discussie en dat er daarna een periode komt van vrij strak projectmanagement. Vaak betekent het dat het proces veel gestructureerder raakt en in een versnelling komt. Misschien is dit ook een typisch kenmerk van dit type living labs.’

Hugo van der Steenhoven sloot de bijeenkomst door alvast vooruit te wijzen naar het slotevenement van SCF in Eindhoven in november 2020 en naar de onlangs verschenen brochure over deelfietssystemen; er komen nog drie andere soortgelijke brochures over andere thema’s.

Aansluitend wordt er nog lang nagepraat bij de borrel.